155 km |
Klinkers |
Vlaams Bekken en ijstijden-löss |
- In samenwerking met Patrick de Wever -
Het peloton trekt vandaag door het Frankrijk, een wijds landschap van akkers en weidegronden waaronder sedimentaire gesteenten schuilgaan uit het bekken van Parijs en het Vlaams Bekken. Die bestaan vooral uit zandstenen en schalies (samengeperste kleisteen), krijtkalk, en daaronder oude gesteenten van Avalonia zoals diorieten - een soort graniet maar dan zonder kwarts dat vormt in grote magmakamers - uit het Siluur (440 miljoen jaar geleden). En deze gesteenten zijn afgedekt door pakketten löss: door de wind opgestuwde, zeer fijnkorrelige, en zeer vruchtbare sedimenten die vormden in de steppes ten zuiden van de reuzengletsjers van de ijstijden. In Noord Frankrijk halen weinig gesteenten het oppervlak, maar heel ver onder het oppervlak liggen ze niet: in steengroeves zijn ze bereikbaar.
Gebouwengeologie
In vrijwel alle gebieden op aarde kun je de geologie van de ondergrond goed terugzien in gebouwen. In ‘slecht-ontsloten’ gebieden - wat in geologische termen wil zeggen dat gesteenten slechts sporadisch zichtbaar zijn aan het aardoppervlak - kun je een aardige indruk krijgen van de samenstelling van de ondergrond door in dorpjes en stadjes naar de muren van gebouwen te kijken, ook al ziet het er misschien wat typisch uit als je niet door de etalageruit kijkt, maar naar de pui ernaast. Pas daarbij wel op dat je ‘oude’ gebouwen kiest - zeg, van voor 1950. In de gebouwen van de laatste paar decennia komen de gesteenten van over de hele wereld. Zo is het zand dat gebruikt is voor het kunstmatige ‘palmeiland’ in de Verenigde Arabische Emiraten afkomstig uit Australië. Het gaat niet makkelijk zijn om over 10 miljoen jaar geoloog te zijn...
Blauwgrijze löss maakt rode baksteen
De geologie van Noord Frankrijk komt duidelijk tot uiting in de gebouwen langs de route van vandaag. Een bekende bouwstijl zijn de ‘rouges-barres’, de rood-wit gebande muren. Deze bestaan uit een rij spierwitte krijtgesteenten die we gisteren nog in de kliffen van Calais hebben gezien. Daarop liggen drie rijen rode bakstenen, die gemaakt zijn uit de löss die in de ijstijden is afgezet. Wist je overigens dat rode bakstenen niet noodzakelijkerwijze uit rode klei zijn gemaakt? De meeste löss en klei is blauwgrijs van kleur, maar als je die verhit tot boven de 700 graden oxideren de ijzermineralen die in de klei zitten, en die kleuren de baksteen rood. En daarnaast bevatten de muren vaak blauwgrijze zandstenen (die als ze verweren bruin worden). En bestaan de daken uit schalies, of dakpannen: dat is eigenlijk hetzelfde spul, maar de eerste is geologisch gebakken, en de tweede door de mens.
De klinkerwegen van Parijs-Roubaix
Maar vandaag zal toch vooral in het teken staan van de nachtmerrie voor de mecaniciens die de fietsen moeten prepareren en repareren: de beroemde klinkerpaden van Noord-Frankrijk. Deze paden, of ‘drèves’, een woord dat uit het Nederlands verbasterd is en ook ten grondslag ligt aan het Engelse woord ‘drive’, zijn aangelegd door boeren in de omgeving die niet vast wilden komen te zitten in de modder. Ze gebruikten daarvoor harde zandstenen, en de harde dioriet uit het Siluur van Avalonia: de ‘porfier van Henegouwen’, die in een steengroeve net over de Belgische grens gewonnen wordt. ‘Porfier’ wil zeggen dat er ‘klontjes’ in de stenen zitten, die in dit geval bestaan uit plagioklaasmineralen. Dezebegonnen als eerste kristallen te groeien toen de magma afkoelde - zogenaamde ‘eerstelingen’ of ‘phenocyrsten’. Maar ook de klinkerwegen van Noord-Frankrijk kunnen niet achterblijven bij de vooruitgang: tegenwoordig worden ze gerepareerd met gesteenten uit Scandinavië. En ze zijn beschermd: de lokale bevolking mag er vaak niet meer overheen rijden. Dat mogen alleen de renners in het peloton dat van heinde en verre naar Frankrijk komt om te racen.
I am a geologist and I study plate tectonics and the driving mechanisms in the Earth’s mantle, mountain building processes, and the geography of the geological past. I enjoy geological fieldworks all over the world, and translating the results to science and a broad public.
Douwe van Hinsbergen